Tweedaagse Java dag 1

19 december 2013 - Kalibaru, Indonesië

Donderdag

We hadden het plan om ook een paar dagen naar en in Java te reizen. Omdat de afstand tamelijk ver is zou het een hele rit met de auto worden, dan met de boot en vervolgens weer een stuk rijden. Maar het zou de moeite waard worden.

Het eerste stuk van 4 uur doden we de tijd met wat kletsen over de taal, de gewoontes, de politiek en de corruptie. En we geven de ogen goed de kost. De verkiezingen zijn volgend jaar april weer en de man die de grote verwachting is van velen in Indonesië is gouverneur Jokowi van Jakarta, opgenomen in de lijst van “The Leading Global Thinkers of 2013”. Een man van het volk die de dichtbevolkte kampongs, de Blusukan, in gaat om de mensen daar persoonlijk een hart onder de riem te steken. Van hem wordt verwacht dat hij de corruptie, de politie, durft aan te pakken om het land een positieve impuls te geven. Wat betreft die corruptie, daar heeft onze gids doorgaans niet zoveel last van, al verafschuwd hij wel de luie houding van deze mensen en het voortdurende gegraai, met name van de “rijke” toerist. Nu al begint hij over de veerboot waarbij we bij terugkomst eruit gepikt zullen worden en er dan weer geld van ons verwacht wordt. Dat geld verdwijnt natuurlijk in de zakken van deze heren. Daar heeft hij weinig zin in en ik steun hem daarbij. We zullen zien.

Het drukke verkeer is soms ook amusant om naar te kijken als er weer eens volgeladen bromfietsen langs rijden met de meest uitlopende vrachten. Wat dacht je van 3 varkens als lading. Van riet zijn er langwerpige kooien gevlochten waarin het varken stevig gekneveld wordt vastgebonden. En dan kunnen er dwars precies drie van die kooien achterop. De varkens luid protesterend, krijsend, tegen deze vorm van vervoer.  Als het slechts om één varkentje gaat dan leg je die gewoon dwarsover op je benen, de poten bij elkaar gebonden en met een touw via de rug vastgebonden als een zwemband om je heen. Een partij voor de dieren kent men hier nog niet, die zou hier ook niet veel stemmen halen.

Over dieren gesproken. In een grote plaats, waar we doorheen rijden, komen we voorbij een ogenschijnlijk heel bekende foodketen. Bekend met de kleuren rood en wit en in het logo de wat oudere gebrilde man met het sikje. Je kunt er van die porties gefrituurde stukken plof-kip kopen met frites en cola. Juist ja, precies, KFC, so good. Maar ik lees:  CFC. Zouden ze zich vergist hebben, denk ik nog. Het logo is net ietsje anders maar op een afstand met veel rum in die cola zie je het verschil amper. Het kan allemaal in Indonesië. In februari openen ze in Denpasar een Mc Conald's en een Burger Cing.

Onderweg eten we als snelle hap een Pisang Rai. Een snackje dat je aangeboden wordt bij een stoplicht of verkeersophoping. Het is een soort Bananencake op een palmblaadje met strooisel van verse kokos. Een foto staat op deze site. Smaakte best lekker ook. Als de wegen erg gaan kronkelen en stijgen en dalen, bij bergpassages, ontstaan de eerste problemen. Veel te zware vrachtwagens, toch op de weg toegelaten door de politie na betaling van een handje vol roepia’s, lopen hier stuk op de steile hellingen. Wrakken langs de weg van vrachtwagens die betrokken waren bij een ongeluk of een duik in een ravijn. Soms werd er van een bus een complete motor, langs de weg,  gereviseerd omdat hij het begeven had.

In de middag bereiken we op de westpunt van Bali, de veerhavenplaats, Gilimanuk. Er vaart elk moment van de dag een boot, als hij vol is of er zijn geen nieuwe auto’s of passagiers dan vertrekt hij en komt de volgende aan een van de vele kades liggen. De schepen zijn enorm oud en meer rijp voor de schroot. Landen in Europa of Japan die hun veerboten willen vervangen naar de normen van deze tijd, vinden gretig kopers in Indonesië voor hun afgedankte schepen. Als oud-stuurman ter koopvaardij, maar ook omdat ik nog niet dood wil, maak ik een rondje langs de reddingmiddelen. Een sloep is zo rot en vastgeroest aan het dek dat ik daar niets van hoef te verwachten. Boeien en vlotten, ik zou ze links laten liggen (drijven). Het enige wat er redelijk uitziet zijn de containers en ik onthoud goed de plaats waar die zijn opgeborgen. De zee is echter rustig en we genieten van het uitzicht op de bergen en de andere drukke scheepsbewegingen. Aan boord enkele groepen met schoolkinderen en moeders met kleine kinderen. De vaders blijven meestal in de auto beneden op het dek om hun spullen te bewaken (?).  De begeleider van één van die groepen blijft ons hinderlijk volgen met zijn Nikon XXL. Een praatje over dit en dat aanknopend zoekt hij steeds het contact. Hij zegt docent Engels te zijn maar onze Ketut spreekt de taal beduidend beter. Op een gegeven moment durft hij te vragen of hij een foto mag maken. Na ons akkoord schuiven er meteen vier gehoofddoekte moslim-meisjes aan die de kleur in de foto gaan brengen. Giechelend en opgewonden worden er camera’s geruild en plaatjes geschoten dat het een lieve lust is. Ik heb me de laatste jaren niet zo fotogeniek gevoeld. Dat het natuurlijk om mij gaat behoeft verder geen betoog. Zo’n orang besar met blond haar zie je niet iedere dag. Als we verder over het schip wandelen komen we weifelende groepjes meiden tegen die ik dan maar uit mezelf aanspreek met de vraag of ze “die geweldige foto van hun leven” willen nemen. Gieberend en zich afvragend of ik gedachten kan lezen stemmen ze meteen in. We poseren er stevig op los en hoorde ik nou de naam ‘Richard Gere’ noemen?

Als we na wat gewacht te hebben, op een vrije landingsplaats, kunnen aanmeren krijgen we eerst nog het schouwspel van de jongetjes die naar muntjes duiken als je ze die toewerpt. Het is misschien wel aardig om naar te kijken maar het stuit mij tegen de borst om hieraan mee te doen. Ik  begrijp wel dat men er alles aan doet om geld te verdienen maar dit gaat mij te ver.

In Ketapang aangekomen zien we meteen de verschillen met Bali. Geen honden meer op straat laat staan varkens vastgebonden op bromfietsen. Geen tempels meer, de huizen zijn ook zichtbaar anders van bouw en stijl. Wel zien we om de paar honderd meter enorme moskeeën geel, groen en paars gekleurd met ernaast een zuil (mast) waar bovenop 8 luidsprekers  die op alle windrichtingen gericht zijn. De intimiderende gezangen en oproepen om te bidden kunnen we vanaf dat moment iedere paar uur horen en wel OVERAL waar je op dat moment bent.

Op straat de bekende Becak die ik beter ken als de Indiase riksja. Een driewielerfiets die meestal gebruikt wordt als fietstaxi. Zit er aan de becak een motor vast dan heet het vervoermiddel hier een bemo  (becak-motor) en is het een groen autobusje geworden. In Thailand heet het een tuktuk waarvan je er op Texel ook weer een aantal exemplaren vindt.

Op straat, na twaalven, verschijnt de veel geziene houten kar op twee of drie wielen. De kar is een soort smalle kast met ramen, deurtjes en laden erin  waarop eten bereid wordt of waarop andere koopwaar worden aangeboden. Meestal wordt de kar voortbewogen door mankracht. Het aardige wil nu dat zo’n kar een Kakilima genoemd wordt. Kaki staat voor ‘voet’ en lima betekent ‘vijf’. Logisch toch, hij staat op drie wielen en een paar benen. Het beroep van zo’n verkoper/verkoopster heet Pedagang.

Na weer ongeveer anderhalf uur rijden bereiken we Kalibura. Het hotel waar we zullen overnachten heet Kalibura Cottages. Een landelijk luxueus gelegen hotel waar we worden welkom geheten op een mededelingenbord en een welkomstdrankje aangeboden krijgen. Vriendelijk behulpzaam personeel begroet ons bij aankomst.  “Where the Nature Comes True”, staat erbij op hun website en de omgeving is werkelijk betoverend mooi. Een enorme lobby met links de open eetzalen, erachter het fijn betegelde zwembad en daarachter de tennisbanen. In het park hier omheen de 60 cottages, de huisjes waarin gelogeerd kan worden.

Wij beklimmen hier niet de veelvuldig gekozen Ijen Cauldron krater, we doen ook niet de Sukamade schildpaddentocht of een Paint Ball War Game. Wij gaan pas morgen een aantal plantages bezoeken en omdat het laat geworden is zoeken we eerst een lokaal eettentje om de innerlijke mens te verwennen. Overigens dat moet nog blijken.

Ketut brengt ons naar een klein smoezelig eethuisje waar de Saté Kambing van goede kwaliteit zou moeten zijn. Dit geitenlamsvlees wordt niet eerst gemarineerd maar meteen geroosterd en daarna pas ingesmeerd met een ketjap manis achtige vloeistof. Er is geen menukaart en ik maak de fout eerst te gaan eten en daarna pas de prijs te vragen. Maar oké. Weer een les geleerd. De eethuiseigenaar prijst ook zijn Soto aan, een soep die vandaag nog de hele dag heeft staan pruttelen. Ik dacht dat die van de kip zou zijn maar ik kom er gauw achter, aan de botten te zien, dat het iets met de geit te maken moest hebben. Ieder 15 saté stokjes in een pindasausje, een aantal schaaltjes met ui, tomaat, sambal, rode pepers in ketjapsaus, citroentjes en een bergje witte rijst maakt de maaltijd compleet. Allemaal een flesje coca-cola erbij voor de je-weet-maar-nooit.

Ik vond de smaak helemaal niet onaangenaam, soms zelfs lekker, de kruiden met name die men gebruikt. Ik zag Karin wel af en toe worstelen met een hard stukje vlees of was het iets anders. Ketut en ik slikte de vulling van iedere satéstok manmoedig door met de idee dat ze er bij ons binnenin wel iets van zullen maken. De soep liet ik uiteindelijk toch maar half staan toen er met de eigenaar van gedachten gewisseld werd wat er zoal van de geit gebruikt kan worden voor de saté en de soep.

Ineens bleek dat stuk bot uit die soep bijzondere gelijkenissen te vertonen met een oogkas en waren  die hele zachte stukjes vlees aan de satéstokjes misschien stukjes van de edele delen en mogelijk de minder edele delen van die geit. Toen Ketut mij overtuigde van het feit dat ook de penis (?) van de geit erin verwerkt was, was ik meteen verzadigd en voelde ook enkele braakneigingen opkomen. Daar wordt een man ‘’sterk’’ van, zei Ketut nog. Hoezo sterk ?

Het zal allemaal best meevallen, verwacht ik, ik had het gewoon niet willen weten. De komende dagen voorlopig die andere opening in de gaten houden en over die rekening komen we ook wel weer heen.

Slenterend langs wat kraampjes kopen we ook nog de bijzondere Dragon vrucht. Ook hiervan wordt de man ‘sterk’; verzekert Ketut mij. Dat wordt dan een bonte avond, dacht ik toen. Het is een vrucht die aan een soort van cactusplant groeit. Paarsrood zou de inhoud wit zacht vruchtvlees moeten bevatten met pitjes als in de kiwi. Deze zouden we dessert meenemen en in de hotelkamer soldaat maken.  Hij bleek wat overrijp te zijn waardoor het sap eruit zag als bloed en ons meer deed lijken op beginnende dracula’s. Maar hij was daardoor niet minder lekker.

Vermoeid heb ik nog een kwartiertje, naar het plafond starend, liggen wachten op het “sterk worden”. Toen dat helaas uitbleef ben ik toch maar op één oor gaan liggen waarna de slaap me snel overviel.

Foto’s

4 Reacties

  1. Liesje Koot:
    21 december 2013
    xxx
  2. Liesje Koot:
    21 december 2013
    Volgens mij lukt het mij nu wel om jullie via deze site een antwoord terug te sturen.

    Liefs Willen en Liesje
  3. Liesje Koot:
    21 december 2013
    Hartstikke leuk George jouw verslag en van de week over die tempels en
    altaren, wat is Karin al bruin geworden jij ook hoor, maar neem een effen
    shirt met 'n bewerkte bermuda of andersom dan ben je daar helemaal
    'n filmster! Met plezier lees ik jouw verhalen en lees ik ze Willem vaak
    voor. Dikke kus voor jullie en wees voorzichtig!
  4. Ria De Wijn:
    21 december 2013
    Geitenogen eten? Je weet wat je daarvan wordt hè ?