Tweedaagse Java dag 2

20 december 2013 - Kalibaru, Indonesië

Vrijdag

Het heeft die nacht stevig geregend.  Als we wakker worden is het personeel al druk bezig met het maaien van het vele gras rondom de cottages. Wij gaan een Europees ontbijtje nuttigen. Een heus omeletje op geroosterd brood of  een op een croissantje lijkend broodje met hagelslag of jam, of een heerlijke fruitsalade, of dat allemaal………..even lekker wentelen in deze luxe.

Op tijd rijden we weg want onze Nederlands sprekende gids is al vooruit naar de pabrik gegaan. Pabrik betekent fabriek en deze staat met diverse andere gebouwen op het terrein van de plantages. In 1929 door de Nederlanders aangelegd en gebouwd zien we daar nu nog veel van terug. Later zijn deze bedrijven overgegaan naar de Indonesische staat die ze inmiddels heeft verpacht aan de Chinezen wegens gebrek aan eigen middelen. De man die ons rondleidt, en normaal in het hotel werkt,  heeft zich de Nederlandse taal zelf eigen gemaakt door goed naar toeristen te luisteren en veel Nederlands te lezen. Het is een goede investering gebleken want hij wordt vaak hiervoor gevraagd. Eerst krijgen we een rondleiding in de fabriek langs de verschillende disciplines. De volgorde moeten we zelf bedenken. Er wordt ons alles, echter wat van de hak op de tak, verteld over het bereidingsproces van de cacaobonen, de koffiebonen en over de fabricage van de rubber. De mensen zijn vriendelijk als we ze benaderen met onze beperkte vocabulaire. We hebben de indruk dat de werkomstandigheden goed te noemen zijn. Een passend salaris, gratis medische voorzieningen, een pensioen als ze 67 jaar zijn, dit is wat er van overgebleven is, eigenlijk zoals de Hollanders het ook deden, toen vanaf 1929. Volgens onze maatstaven nu zijn de werkomstandigheden bizar te noemen. Hier komt geen Arbo-controle goed doorheen. Machines van voor de oorlog doen het hier echt nog geweldig……maar veilig is anders.

Het proces van rubber maken gaat ongeveer zo. De sappen, een soort witte melk, worden uit de rubberbomen geoogst door de bast van de boom schuin in te kerven en middels een bakje vangt men de sap op. Samen met water en wat chemicaliën wordt de melk twee dagen in bakken  gedaan waar het mengsel stolt. In de bakken hangen op vier centimeter afstand platen waardoor er grote rechthoekige plakken ontstaan. Deze plakken worden met behulp van veel water  gespoeld en vervoerd op een lopende band die ze langs de persen leidt. Aan de muur hangt een bord met daarop de tekst: “Denkt u eraan dat één druppel rubber overeenkomt met 1 dollar”.

Nadat de repen door de persen gegaan zijn worden de plakken gedroogd in de droogkamer en vervolgens gerookt. De kleur wordt dan licht bruin. Tot slot worden de gerookte plakken samengedrukt in een baal die ongeveer 113 kilo zwaar is en 4.600.000 ir op zal brengen. Dat is ongeveer 300 Euro. Deze balen worden vervolgens verstuurd naar bedrijven die wat van deze rubber willen gaan maken.

Van de koffie zien we uitsluitend het proces van selecteren en sorteren, wat gedaan wordt door vrouwen, omdat ze zo precies werken. De grotere boon wordt voor de betere koffie gebruikt. Deze soort heet Robusta, de andere, Arabica  is kleiner van afmeting.

Van de cacaoboon zien we het proces van drogen op vloeren die van onderen verwarmd worden. Bij de rondleiding krijg ik het gevoel dat we net Alexander en Maxima zijn. Onze reisgids, de plaatselijke gids en enkele arbeidsmensen zijn ons  gevolg. Ze willen ons alles laten zien, we zijn zeer vereerd en zij weer blij dat wij dat zijn.

Na afloop drinken we koffie of thee met warme pisang goreng in het grote huis onder de veranda. Natuurlijk kopen we ook wat koffie, cacao, kruidnagels, en Luwak koffie. Die poep, waarin die bonen dus, wordt hier ook gevonden en verwerkt.  € 120 voor één kilo is toch nog een koopje vergeleken bij de gangbare prijzen in de wereld.

Niet helemaal toevallig komen er net een paar meiden van 13, 14 jaar aanrijden die natuurlijk met ons op de foto willen. Diegene  met de witte hoofddoek, die het v-teken maakt, is niet voor de poes. Een pittig gebekt tantetje. Als het meisje achter ons ook op de foto wil wordt dat haar dan ook weinig gegund. Met een brede lach vervolgt zij haar tochtje naar school.

Daarna gaan wij verder naar een andere plantage waar palmsuiker, de bruine suiker,  gewonnen wordt. Het oorspronkelijk Nederlandse gebouw wat de fabriek moet voorstellen is zwaar vervallen. De arbeiderswoninkjes doen meer denken aan krotten, een achterkamertje van 2,50 bij 2,50 meter en een voorkamer van 2 bij 2,5 meter. De meesten niet meer in gebruik. Hierin moet alles gebeuren, eten, slapen en ook nog……..leven. Als we wat foto’s mogen maken en ik de vrouw wat geld toestop, raakt ze helemaal van streek en weet ze zich niet goed te bewegen. Voor ons is het een schijntje maar deze mensen zijn even heel gelukkig.

Deze vrouw staat de hele dag bij de hete ovens hout aan te vullen waar het sap van de palmboom pruttelt in grote potten. Na zeven uur ontstaat er een bruine stroop die, als hij hard is geworden, vermalen kan worden  tot de bruine palmsuiker. We mogen een stukje meenemen.

Buiten, bij de palmbomen, laat men ons zien hoe het palmrietsuikersap gewonnen wordt uit de bladeren van de palmbomen die vaker een hoogte bereiken van wel 20 meter. Iedere dag gaat een melker twee keer naar boven om het blad aan te snijden zodat het sap opgevangen kan worden in kleine jerrycans. Iedere melker heeft ongeveer 45 bomen onder zijn hoede. Een tanige man van 52 jaar klimt als een aap behendig naar boven voor een demonstratie. We krijgen koninklijke aandacht.

 We verlaten deze plantage en rijden via een kampong naar de hoofdweg terug. Waar ze in Bali varkens vervoeren op een brommer zijn het hier de geiten. Niet eens in een korf of zo, gewoon vastgebonden op een plank en desnoods nog eentje erboven op. De beesten schreeuwen het uit, maar ik kan niet beoordelen hoe vervelend ze dit vinden. Zij weten waarschijnlijk niet beter.

Het meest bijzondere wat ik hier zag was een man die op zijn fiets twee complete tweepersoons bedden vervoerde. De bodem eruit en opgerold naar achteren op de plaats waar hij de trappers rond moest krijgen. Voor een foto ben je dan meestal te laat.

De kampong wordt doorkruist door een spoorlijn die met al zijn toebehoren; seinpalen, slagbomen, verrassend veel lijkt op datgene wat je in het spoorwegmuseum in Utrecht ook kan zien.

De boottocht terug is een stuk rustiger. Slechts één bus en een paar auto’s is de oogst van deze reis. Als we tenslotte de boot afrijden en bij de politiecontrole aanbelanden voel ik dat de politieman de auto die voor ons rijdt een andere behandeling geeft dan die wij krijgen. Op een norse toon worden we naar een andere plek gedirigeerd. “Parkeer de auto daar maar even, of zoiets”, zegt de man. Ketut neemt alle papieren die hij kan bedenken mee en gaat naar binnen. Ik voel de adrenaline in mijn bloed rondgieren. Het is beter als ik niet meega. Ketut wordt inderdaad weer om geld gevraagd en heeft zich ingeprent niets te zullen geven. ’’Waarom moet dat?’’, vraagt hij geïrriteerd aan de dienstdoende politieman, ’’al mijn papieren zijn toch in orde’’. Als hij blijft volharden in zijn plan om niet toe te geven haalt de politieman bakzeil en laat hem gaan. Een sanctie is ook lastig te bedenken in dit geval.  Meestal zijn ze wel heel creatief om een overtreding te bedenken. Ongehoord is het eigenlijk, deze wijze van handelen.

Het zal gauw donker gaan  worden. Nog net op tijd wil Ketut ons rondleiden in de buurt, gemeente, dorp, waar hij als kleine jongen is opgegroeid. Je merkt dat hij ineens anders wordt. Met weemoed vertelt hij over zijn jeugdjaren waar hij met 6 jaar lagere school snel moest gaan werken op de rijstvelden. Hard werken. Zijn vader van 72 jaar die hier nu nog woont is hoogstwaarschijnlijk ook aan het werk op de rijstvelden en kunnen we daarom niet bezoeken. Bij zijn ouderlijk huis houdt hij stil en vertelt met lange pauzes over de herinneringen die hij hier heeft liggen. Die stiltes ertussen door kun je bijna voelen. Aan zijn ogen kun je zien dat hij veel liever hier gebleven zou zijn, weg uit de drukte van Denpasar, waar hij nu noodgedwongen een huisje heeft. Maar omdat het onmogelijk was om hier je boterham te verdienen moest hij naar de grote stad verhuizen. De gemeente ligt in heuvelachtig terrein en na iedere bocht of heuvel ontvouwen de mooiste taferelen zich. Een hele landelijke gewoonte hier is ook dat jonge meisjes naakt in een poel met water spelen. De meisjes zijn heel prachtig om te zien. Zo’n poel is onderdeel van het irrigatiesysteem en bevindt zich tussen de rijstvelden. Als ze ons opmerken bedekken ze giechelend hun borstjes en zakken ze door hun knieën. Plotseling vinden we een cobra dwars over de weg liggend. Zijn lengte van bijna 3 meter is hem ook fataal geworden toen er een auto aankwam. Ketut, nog bang van slangen uit zijn jeugdtijd, krijgt prompt weer kippenvel. Dan brengt Ketut ons tot slot naar de tempel die tot de familie van hem behoort. Ketut heeft ongeveer een jaar geleden zijn vrouw verloren door een longaandoening. Had zij een betere medische verzorging kunnen krijgen dan had zij waarschijnlijk nog geleefd. Nadat iemand overleden is wordt er met de Hindoe-kalender erbij naar een moment gezocht om het lichaam te cremeren. Daarna wordt de as bewaard tot het  moment waarop hij die wil verstrooien. Sommige bijeenkomsten rond het sterven worden samen met andere families  georganiseerd om de kosten beheersbaar te houden. In een van deze tempelaltaren heeft de as van zijn vrouw een periode gestaan. We  verlaten weer zijn geboortestreek en gaan terug naar de hoofdweg richting Sanur.

Er wordt gereden als gekken. Dat hier niet meer ongelukken gebeuren verbaast me echt. Brommers, nou ja, 125 cc of meer, hangen achter een vrachtauto om mee te liften in de zuigwind die deze veroorzaken. Inhalen gebeurt voortdurend als het net nog even kan. We houden regelmatig onze adem in. Maar Ketut rijdt safe, hij is een goede chauffeur. Ik voel me veilig bij hem. Rond de klok van negen uur zijn we weer in Sanur. Ik ben blij weer in mijn “eigen” bedje te kunnen slapen en morgenochtend in mijn tempo weer wakker te mogen worden.

Bij de achterburen is het nog erg druk. Mannen veelal in dezelfde donkere kleding praten druk met elkaar tot laat in de avond. De volgende dag als we Sally spreken, de vrouw van de zoon des huizes, horen  we dat haar schoonvader afgelopen zondagavond is overleden. Tot maandagochtend, 7 dagen, ligt hij opgebaard in huis om maandagmiddag gecremeerd te worden. Dan zal in een lange stoet de hele familie, die erg groot blijkt te zijn, hun grootvader op zijn laatste weg uitgeleide worden gedaan waarna de crematie plaats vindt op het strand. We condoleren ook haar man en we worden uitgenodigd dit allemaal met hen mee te gaan maken. Hoe bijzonder is dit.

Foto’s

2 Reacties

  1. Els:
    23 december 2013
    Mooi reisverslag. Weer veel geleerd.
    Groeten uit Baarn
  2. Liesje Koot:
    23 december 2013
    Goh wat is dit interessant , jullie zien erg veel en de foto's zijn ook mooi,
    jullie samen met die meisjes ,prachtig !
    Dikke kus uit Breda, Liesje.